Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar [46]vermakingen; van haar kinderkens neemt gij [47]Mijn sieraad in [48]eeuwigheid. 46. Waarin zij [als de meeste tijd zich binnenshuis houdende] hun verblijf, pliezier en vrijheid hadden, met hun mannen en kinderen; sommigen verstaan het van de weduwen; anderen van lichtvaardige en wrede echtscheidingen, dat de mannen hun eigen vrouwen door scheidbrieven tirannelijk verstieten en uitdreven. 47. Als, klederen, leeftocht, erfgoed en wat dies meer zij, dat Ik hun uit zonderlinge vaderlijke voorzorg tot bewijs van mijn goedheid en macht gegeven heb. Gij maakt hen kaal en bloot, als tot mijn schande. Sommigen duiden het op de verstoring en scheiding van het huwelijk van de ouders; idem, op slavernij, waar God hen uit Egypte verlost, tot een vrij volk en zijn kinderen gemaakt had. 48. Dat is, gij bedrijft deze stukken zonder ophouden en berouw, of gij beneemt het hun voor eeuwig en altoos, zodat er geen verhaal op is om weer te krijgen, verg. Jona 2:6.